Rechten bij vrijwillige opname

Rechten bij vrijwillige opname

Wanneer u een behandeling krijgt in de ggz heeft u bepaalde rechten. Bijvoorbeeld

  • recht op informatie
  • het kunnen geven van toestemming voor een behandeling
  • de bescherming van uw privacy.

Deze rechten staan in verschillende wetten. Ze staan bijvoorbeeld in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (Wgbo).

Hieronder leest u meer over uw rechten.

Er staan ook rechten in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze wet gaat over de kwaliteit van zorg, en over hoe u kunt klagen als u ontevreden bent.

Heb ik recht op informatie?

Ja.

U moet kunnen begrijpen wat er gaat gebeuren. De behandelaar hoort u te vertellen over:

  • uw ziekte
  • over welke behandeling u gaat krijgen en
  • over andere mogelijkheden van behandeling.

Er moet ook aan u worden uitgelegd:

  • Wat de behandelaar met de behandeling wil bereiken
  • Hoelang de behandeling gaat duren
  • Hoe groot de kans is dat de behandeling werkt
  • Welk risico een behandeling heeft. Zo zal de behandelaar u bijvoorbeeld voorlichten over mogelijke bijwerkingen van medicijnen.

Al deze informatie heeft u nodig. U kunt namelijk pas toestemming geven voor een behandeling als u voldoende erover weet en begrijpt. Vraag dus alles wat u weten wilt.

Begrijpt u niet wat de behandelaar u vertelt. Zeg dat gerust, de behandelaar moet zorgen dat u het allemaal begrijpt.

Maar misschien wilt u bepaalde informatie juist niet krijgen. Bijvoorbeeld over de bijwerkingen van medicijnen of over een welke ziekte u precies heeft. Vertel dat dan aan de behandelaar. Er moet  daar zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden.

Heeft u moeite met onthouden? Vraag de behandelaar om de belangrijkste zaken voor u op te schrijven. Dan kunt u het nog eens rustig lezen.


Mag de behandelaar informatie voor mij achterhouden?

Soms.

Als de behandelaar denkt dat het niet goed is dat u informatie krijgt, dan mag hij besluiten het niet te vertellen. Dat mag niet zomaar.

Bijvoorbeeld: U bent opgenomen omdat het psychisch niet goed met u gaat. De behandelaar heeft u onderzocht en ontdekt dat u ook een andere, lichamelijke aandoening hebt. De behandelaar verteld dat niet aan u. Hij is bang dat als u het wel krijgt te horen, het slechter met u zal gaan.  Zodra het beter met u gaat, vertelt de behandelaar het wel aan u.

De behandelaar mag dat niet alleen besluiten en moet dat altijd overleggen met een collega.  Als het nodig is, vertelt de behandelaar het wel aan iemand uit uw naaste omgeving.


Krijgen anderen informatie over mij?

Niet zomaar.

Hulpverleners hebben een beroepsgeheim. Ze mogen dus niet zomaar met anderen over u en uw situatie praten. Alleen de mensen die u behandelen, krijgen informatie over u. Zij krijgen alleen informatie die ze echt nodig hebben.  

Aan anderen mag de behandelaar alleen informatie geven als u daarvoor toestemming geeft. Of als het moet op grond van de wet. Soms mag op grond van de wet en zonder uw toestemming informatie aan anderen geven. Dat mag:

• Als u wilsonbekwaam bent verklaard. Dan licht de hulpverlener uw vertegenwoordiger in.
• Als u de behandelaar iets vertelt dat hij moet doorvertellen omdat het gevaarlijk is.

Voorbeeld: U vertelt uw behandelaar dat u van plan bent een kennis iets ergs aan te doen. De behandelaar denkt dat u dat ook echt gaat doen. Hij wil voorkomen dat de kennis gevaar loopt.  Hij zegt dat hij uw kennis gaat waarschuwen. U wilt dat niet. En geeft geen toestemming. De behandelaar heeft een beroepsgeheim. Maar omdat uw kennis op dat moment serieus gevaar loopt, mag de behandelaar uw kennis toch waarschuwen.

 

Moet de behandelaar aan mij toestemming vragen voor behandeling?

Ja.

Pas als u toestemming hebt gegeven mag kan de behandeling plaatsvinden. Tegen de behandelaar mag u zeggen wat u wel of juist niet goed vindt aan de behandeling.

De behandelaar zoekt dan samen met u naar alternatieven. Als de behandelaar de behandeling wil veranderen, dan moet hij daarover met u overleggen.


Mag ik van gedachten veranderen?

Ja.

U mag altijd zeggen dat u de behandeling toch niet wil.  Als u bijvoorbeeld niet tevreden bent over de behandeling.

Samen kunt u zoeken naar een andere oplossing, maar u kunt ook stoppen met de behandeling.

Voorbeeld: U neemt medicatie omdat u slecht slaapt. Dat heeft u samen met uw behandelaar afgesproken. Maar na een paar weken wordt u bang dat u verslaafd raakt aan dit slaapmiddel. U wil de slaapmedicatie niet meer. U vertelt dat tegen uw behandelaar. Deze stelt voor om andere medicatie te slikken, die minder verslavend is. U vindt dat een goed idee.  

U mag dus een behandeling weigeren of een deel daarvan. Als u alle behandeling weigert kan het gebeuren dat uw behandelaar stopt met u behandelen.  

Het kan ook gebeuren dat de behandelaar dan vindt dat er voor u verplichte zorg moet worden aangevraagd, zoals een crisismaatregel of zorgmachtiging.

Als dat gebeurt, kunt u met de pvp overleggen wat u kunt doen.

 

Wie kan beslissen als ik dat zelf niet kan?

Het kan zijn dat uw behandelaar denkt dat u de informatie niet helemaal begrijpt. De behandelaar heeft de indruk dat u niet zelf kan beslissen over de behandeling. De behandelaar verklaart u wilsonbekwaam en vraagt iemand anders om toestemming vragen. De behandelaar benadert één van de volgende personen die u kunnen vertegenwoordigen:

  • uw wettelijk vertegenwoordiger (curator, mentor, ouder, voogd);
  • De persoon die u hebt aangewezen om voor u te beslissen;
  • uw partner;
  • uw naaste familie.

Wat als ik het niet eens ben met mijn vertegenwoordiger?

Ook als u wilsonbekwaam bent, hebt u het recht om behandeling te weigeren.

Dat kan zelfs als uw vertegenwoordiger wél met die behandeling instemt. De behandelaar zal dan toch alleen mogen doen wat u goed vindt.

Alleen als behandeling nodig is om gevaar voor uzelf te voorkomen, kunt u verplichte behandeling krijgen. Daar lees u hier meer over.

 

 

Bel

Mail